Argo-drijflichamen - werking en gegevens
Het werkleven van een drijflichaam
Wanneer een drijflichaam te water wordt gelaten, wordt zijn blaas opgeblazen zodat het aan de oppervlakte blijft drijven. Na een paar minuten zendt het drijflichaam een testbericht uit; dan laten de pompen de blaas leeglopen en het drijflichaam zinkt.
Het drijflichaam is ontworpen om een klein beetje minder samendrukbaar (pletbaar) te zijn dan zeewater, dus de drijfkracht neemt steeds meer toe naarmate het zinkt. Op ongeveer 1.000 m diepte is de dichtheid dezelfde als die van het omringende water en dus blijft het op die diepte en drijft langzaam mee met de stromen.
2.000 meter onder de zee
Na een tijdje loopt de blaas weer leeg en het drijflichaam zinkt tot 2.000 m. Daar wordt olie in de blaas gepompt; het drijflichaam krijgt drijfkracht en gaat omhoog en meet op weg naar boven de temperatuur en het zoutgehalte. Na zo'n zes uur komt het aan de oppervlakte en begint zijn gegevens naar satellieten te zenden, die ook de positie van het drijflichaam vastleggen. Tot slot loopt de blaas weer leeg en het drijflichaam zinkt om weer helemaal opnieuw te beginnen.
De cyclus wordt om de 10 dagen herhaald en geeft temperatuur- en zoutgehalteprofielen evenals informatie over de stroming op 1.000 m diepte. Na 150-200 herhalingen (3-4 jaar) zijn de batterijen leeg. Bij gebrek aan energie om het naar de oppervlakte te brengen, blijft het drijflichaam drijven totdat de drukbehuizing corrodeert en lekt en het drijflichaam naar de zeebodem zinkt.
De gegevens ophalen
De informatie van ieder drijflichaam gaat van de satelliet naar een ontvangststation en dan naar laboratoria, waar de gegevens gecontroleerd en omgezet worden in getallen die temperatuur, zoutgehalte,... voorstellen.
Binnen de 24 uur worden de gegevens doorgestuurd naar plaatsen zoals het Met Office van het VK, waar deze gebruikt worden bij klimaatvoorspellingen.
Later brengen wetenschappers gedetailleerde correcties aan om te verzekeren dat de gegevens de kwaliteit hebben die nodig is om de zeer kleine maar belangrijke veranderingen in temperatuur en zoutgehalte te meten die misschien te wijten zijn aan de klimaatverandering.
Een voorbeeld van Argo-gegevens
De zee ten zuiden en oosten van Groenland is een gebied met groot warmteverlies van de oceaan aan de atmosfeer in de winter.
De kaart toont het pad dat een Argo-drijflichaam heeft afgelegd dat in de wateren voor de kust van Groenland drijft. Punten geven aan waar het dreef sinds juni 2004. Het begon in de Irmingerzee (blauw) en verplaatst zich naar de Labradorzee (rood).
Onderstaande grafiek toont de temperatuur- en zoutgehaltemetingen die in deze tijdspanne gedaan zijn.