Supplement 2.12: Impact van olie op mariene flora en fauna (1/3)
Naast het zuiver fysieke effect van olievervuiling kunnen flora en fauna te lijden hebben onder het contact met olie door ecotoxicologische en, in sommige gevallen, genotoxische verschijnselen.
Rechtstreekse effecten
De rechtstreekse effecten veroorzaakt door olie verschillen van één taxonomische groep tot een andere en binnen dezelfde taxonomische groep van de ene soort tot een ander. Bovendien kunnen organismen in de eerste stadia van hun ontwikkeling in meer ernstige mate schade toegebracht worden dan volwassenen. Binnen dezelfde soorten zijn de eieren, larven en jongen over het algemeen gevoeliger dan de volwassenen. Echter, deze tendens die ons perfect normaal kan lijken, daar we vaak geneigd zijn om de jongen als kwetsbaarder te aanzien dan volwassenen, is geen harde en vaste regel. De larven van bepaalde gesegmenteerde wormen zijn beter bestand tegen koolwaterstoffen dan de volwassenen.
Behalve doden veroorzaakt door de effecten van olievervuiling worden bepaalde oliebestanddelen opgenomen in de waterkolom en opgenomen door de biota en kunnen ze voor mariene planten en dieren giftig zijn. Deze toxiciteit kan acuut zijn en de snelle dood veroorzaken van organismen die door aanraking of inslikken aan olie blootgesteld zijn, of ernstige verstoring van hun basisfuncties veroorzaken.
Vertraagde toxiciteit treedt op wanneer het overlevingsvermogen van het organisme verminderd wordt, d.w.z. wanneer er een reductie is in de groeisnelheid, mate van voortplanting, weerstand tegen stress of tegen biologische aanvallen (ziekte, parasieten, roofdieren).
Acute toxiciteit wordt gemeten door de Lethale Dosis 50 (LD50), de dosis die waarschijnlijk 50% van de organismen doodt aan wie deze gedurende een bepaalde periode wordt toegediend. Deze uitdrukking van toxiciteit kan verklaard worden door het feit dat alle leden van een populatie niet precies dezelfde gevoeligheid voor een gegeven toxisch product hebben. De LD50 meet de gemiddelde gevoeligheid van een testpopulatie voor een bepaalde soort.
Veel laboratoriumstudies zijn uitgevoerd om de meest toxische componenten van verschillende oliën te bepalen. Deze zijn voornamelijk aromatische verbindingen (polycyclische aromatische koolwaterstoffen of PAK's) die redelijk oplosbaar zijn en daarom snel beschikbaar voor mariene organismen. Agitatie in het omringende milieu is een factor van betekenis bij het genereren van concentraties van aromatische verbindingen. Bij condities van matige turbulentie komen alleen de meest oplosbare aromatische verbindingen in de watermassa terecht. De andere verdampen snel alvorens ze de kans hebben om in het water op te lossen. Bij sterke turbulentie komen ook de minst oplosbare vluchtige verbindingen in de waterkolom terecht.
Sublethale toxische effecten
Het evenwichtsverlies kan de vorm aannemen van
- Verminderde groei of vruchtbaarheid (wijziging van gameten),
- Verhoogd sterftecijfer bij larven en jeugdstadia,
- Verstoorde communicatie tussen individu's of tussen hen en het milieu wat bijvoorbeeld een verandering in hun migratiegedrag veroorzaakt,
- Belemmerde groei hetzij door verlies van eetlust of een vermindering van hun vermogen om voedsel in energie om te zetten,
- Verscheidene fysiologische of gedragsveranderingen (deze veranderingen kunnen een vermindering in weerstand tegen stress en het vermogen om voedsel te vinden of te consumeren teweegbrengen), en
- Te laat leggen van eieren en broeden.
In om het even welke botanische of zoülogische groep verschillen de sublethale effecten van olievlekken aanzienlijk tussen taxonomische groepen en van één soort tot een ander met betrekking tot de fysiologie en het gedrag van de organismen.
Bij voorbeeld, bij vogels kan er een onderscheid gemaakt worden tussen
a. soorten die erg kwetsbaar zijn voor olievlekken daar ze volledig afhankelijk zijn van het mariene milieu (bv. papegaaiduikers, zeekoeten, aalscholvers), en
b. soorten met een groot aanpassingsvermogen die daarom in lichte mate kwetsbaar zijn (bv. meeuwen, sternen, albatrossen).