3. Identificatie van gewassen
Teledetectiegegevens die voor identificatie van gewassen nodig zijn
Dus hoe kunnen we er zeker van zijn dat de verschillende nabij-infrarood reflectantie tussen twee akkers komt, omdat de akkers gebruikt worden om verschillende gewassen te telen? Om een bepaald gewas te identificeren, moeten we vertrouwd zijn met de groeicyclus ervan (ontkieming, groei, pollenvorming, senescentie). Sommige gewassen blijven maar een paar maanden staan, andere hebben meer dan 6 maanden nodig om hun groei te vervolledigen. Bovendien moeten we op voorhand weten hoe de gewassen het nabij-infrarood weerkaatsen bij iedere van hun verschillende groeistadia.
Beide bovenstaande valse kleurenbeelden laten dezelfde akkers in België zien in twee verschillende periodes, mei en augustus. Binnen iedere akker is het signaal relatief gelijkaardig, wat suggereert dat eenzelfde gewas op iedere akker gebruikt wordt.
Vraag: Waarom ziet het linker beeld er veel scherper uit dat het rechter?
Als we dezelfde akkers op de twee beelden vergelijken, kunnen we zien dat in bepaalde gevallen het signaal anders is. Akkers die er rood uitzien (hoge nabij-infrarode reflectantie) staan vol met vegetatie, terwijl die welke er blauw uitzien (lage nabij-infrarode reflectantie) hebben zeer weinig of helemaal geen vegetatie. In dat geval is het geregistreerde signaal afkomstig van de grond.
Met de kennis over wanneer ieder gewas geplant en geoogst wordt, kunnen we het percentage bedekking door vegetatie schatten via de groeiperiode, aannemende dat geen externe factoren (stress, ziekte, enz.) van invloed zijn op de groei ervan. Met deze kennis en door twee of meer beelden van dezelfde groeiperiode te bestuderen, kunnen we naar het multispectraal reflectantiesignaal bij ieder groeistadium kijken en identificeren welke gewassen er op iedere akker groeien. field.