4. Invasieve soorten in de oceaan
Transport van mariene invasieve soorten (1/3)
Endemie kan behouden worden door natuurlijke barrières zoals rivieren, oceanen, bergen, woestijnen of klimaatomstandigheden. Door de globalisering en groei in de internationale handel en toeristische sectoren worden deze natuurlijke barrières steeds minder doeltreffend. Als gevolg daarvan zijn soorten in staat geweest om grote afstanden naar nieuwe habitats af te leggen, waar ze exoten of, in veel gevallen, zelfs invasieve soorten worden.
Het introduceren van exoten in nieuwe milieus vindt plaats langs verschillende invasieroutes. De voornaamste invasieroutes staan hieronder vermeld in volgorde van belangrijkheid (genomen uit Molnar et al. 2008).
- Internationale scheepvaart (69%)
- Aquacultuur (41%)
- Bouwen van kanalen (17%)
- Handel in aquariumsoorten (6%)
- Handel in levend zeevoedsel (2%)
1. Vrachtschepen: spaceshuttles voor exotische verstekelingen
Meer dan 80% van de handelsgoederen van de wereld worden per schip over de oceanen en door kanalen vervoerd. De vracht wordt in de haven van bestemming gelost en in de meeste gevallen is er geen vracht terug naar de thuishaven. De constructie van vrachtschepen laat evenwel niet toe dat ze leeg varen zonder stabiliteit en manoeuvreerbaarheid te verliezen. Dus moeten ze ballast innemen om de stabiliteit te regelen door de diepgang te vergroten en de trim te veranderen, of om de spanningen binnen aanvaardbare grenzen te houden. Gedurende honderden jaren hebben schepen daarom vaste ballast ingenomen in de vorm van stenen of zand. De (voordelen) nadelen van deze methode zijn grote inspanningen om het materiaal te laden en te lossen en het schuiven ervan wanneer het schip beweegt vanwege ruwe zeeën.
Daarom werd sinds het einde van de 19de eeuw vaste ballast vervangen door ballastwater. Vrachtschepen hebben aparte tanks voor ofwel vracht of ballastwater. Alvorens een schip een haven uitvaart, wordt water in de ballasttanks gepompt. In de haven van bestemming wordt dit water terug in de zee geloosd.
Het probleem is dat er duizenden watersoorten alsook sediment in het ballastwater zitten die misschien over de hele wereld vervoerd worden. Alles wat klein genoeg is om door de ballastwaterinlaten en -pompen van het schip te gaan, kan in haar tanks terechtkomen. Mariene organismen in ballastwater variëren in grootte van bacteriën en andere microben tot 30 cm grote vissen. Deze oceaanverstekelingen worden in een nieuw milieu binnengebracht bij het vrijkomen in de haven waar het water uitgepompt wordt. Er wordt geschat dat minstens 7.000 verschillende soorten de wereld rond vervoerd worden in de ballasttanks van schepen (Globallast 2008). Er is melding gemaakt van het feit dat bepaalde zooplanktonsoorten meer dan 4 maanden overleefd hebben in ballastwatertanks (Gollasch en Nehring 2006). Echter, het overgrote deel van de vervoerde soorten overleeft de reis en hun nieuwe thuis niet.
Een andere manier van transport voor mariene soorten per vrachtboot is door "hull fouling" (aangroei aan de romp). Mariene organismen zoals algen, mossels of zeepokken zijn in staat om aan de romp van een schip te blijven plakken en daarop de wereldbol rond mee te reizen. Behalve het schip af te remmen en daardoor het brandverbruik met zowaar 20 procent te verhogen, kunnen deze organismen ook invasief worden in nieuwe milieus.
Mariene organismen kunnen snel groeien en de romp van het schip binnen een paar maanden bedekken. Eén methode om te voorspellen hoeveel van welke mariene soorten zich op schepen zullen vastzetten in een bepaald gebied is het gebruik van zogenaamde aangroeiplaten. Dit zijn platen die in het zeewater worden gehangen. Op bepaalde tijdsintervallen worden de soorten die zich hebben vastgezet geregistreerd.