2. Olievervuiling
Casestudy: De olievlek van de Sea Empress
Op 15 februari 1996 strandde de Sea Empress bij St. Anne's Head aan de ingang van Milford Haven in Pembrokeshire in Wales. Gedurende de daaropvolgende 7 dagen lekte 72.000 ton lichte ruwe olie akomstig van het olieveld "Forties" in de Noordzee in zee. De brandstoftanks sloegen ook lek.
Verschillende dagen lang verhinderden sterke winden dat de Sea Empress weer vlot gekregen kon worden. Op 21 februari ging de wind liggen en werd het schip in Milford Haven binnengesleept, waar het lading- en stookolie bleef lekken totdat de tanks leeggemaakt konden worden. Veel van deze olie kwam terecht op de wadden ten zuiden van de haven, in een gebied met hoge milieuwaarde.
De kust van Pembrokeshire staat hoog aangeschreven voor haar flora en fauna en bijzondere natuurlijke schoonheid en is bij zowel toeristen als plaatselijke bewoners populair. De tijd van het jaar, de windrichting en de doeltreffende schoonmaak op zee reduceerde de impact op het milieu, maar er waren desalniettemin negatieve effecten op visbestanden en toerisme evenals op de flora en fauna. Vooral vogels die op de wadden en op zee overwinterden werden zwaar getroffen.
Het lot van de olie
Ongeveer 40% van de lichte olie verdampte en werd door de wind weggeblazen. Nog eens 28% werd op natuurlijke wijze verspreid door golven en stromingen. De mechanische ruiming werd gehinderd door de sterke winden en er werd slechts 1-2% van de olie gerecupereerd. Dispergeermiddelen werden echter met succes vanuit een vliegtuig gesproeid en het resultaat was dat ongeveer 24% van de olie chemisch gedispergeerd werd. De overige 5-7% van de olie bereikte de kust en verspreidde zich over een 200 km lange kustlijn. Tegen die tijd was de 4-5 duizend ton olie omgezet in ongeveer 11-16 duizend ton water-in-olie-emulsie.
Teledetectie van de olievlek
Ondersteuning vanuit de lucht voor de schoonmaak op zee
Inspectie van het gebied vanuit de lucht maakte gebruik van waarnemingen met het oog door getraind personeel. Ze werden geholpen door de Zijwaarts Kijkende Luchtradar (SLAR) en ultraviolet- en thermische infraroodvideocamera's. De video-opname werd weergegeven op monitoren in de cabine van het vliegtuig. Op deze manier was het inspectievliegtuig in staat om de schoonmaakinspanningen te dirigeren naar plekken met dikke olie, waar mechanische recuperatie of het sproeien van dispergeermiddelen het meest doeltreffend zou zijn.
Evaluatie van het milieu-effect
Gedurende twee dagen (22 en 27 februari) werden extra inspecties uitgevoerd vanuit een tweede vliegtuig dat aan het Milieuagentschap toebehoorde en dat uitgerust was met thermische video en CASI (Compact Airborne Spectrographic Imager) - een instrument dat door de zee weerkaatst licht registreert bij optische en nabij-infrarode golflengtes.
De CASI-gegevens werden niet gebruikt om de schoonmaak te dirigeren, maar werden later gecombineerd met gegevens van het vliegtuig van de kustwacht en satellietbeelden van ERS en RADARSAT om de geografische omvang van de olievlek en de ernst van de vervuiling in getroffen gebieden te beoordelen. Deze effectrapportering gaf ook aanbevelingen van hoe het gebruik van teledetectietechnieken bij olievlekken in de toekomst te verbeteren.
Radarbeelden vanuit een satelliet (SAR)
Satellietbeelden werden niet gebruikt om de schoonmaak te helpen. In 1996 was radardetectie per satelliet van olievlekken nog in het experimentele onderzoekstadium en de verwerking van de gegevens duurde te lang om de beelden van nut te laten zijn voor de mensen die de bestrijding van de oliespill planden.
Een klein aantal radarbeelden van de ERS-satelliet van het Europees Agentschap voor de Ruimtevaart en van de Canadese RADARSAT lieten wel oppervlakteolie zien. Ze werden gebruikt voor latere studies over de vlek. Twee van deze beelden laten we hier links zien.
Eenmaal de schoonmaak voorbij was, bestelde het Milieuagentschap een studie van alle beschikbare teledetectiegegevens om aanbevelingen te ontwikkelen van hoe teledectectie doeltreffend gebruikt kan worden bij toekomstige incidenten. Deze studie toonde aan dat de beste informatie verkregen wordt met gegevens van verschillende sensoren, met satellietbeelden die een overzicht geven en gegevens vanuit de lucht die meer directe en gedetailleerde informatie verstrekken.
Een vergelijking van sensoren vanuit de lucht
Radar, ultraviolet-, optische (zichtbaar licht en nabij-infrarood) en thermische sensoren zijn gevoelig voor verschillende diktes van oppervlakteolie.
Radarsensoren zijn gevoelig voor zeer dunne olie.
Ultraviolet sensoren zijn gevoelig voor olie dikker dan 0,01-0,05 micron. De olie ziet er lichter uit dan water, wordt lichter naarmate de oliedikte toeneemt.
Optische sensoren kunnen relatieve oliediktes van ongeveer 2-500 micron meten en kunnen ook in water gedispergeerde olie detecteren.
Thermische infrarood sensoren meten relatieve diktes van ongeveer 50 micron.
De beelden rechts laten hetzelfde gebied met oppervlakteolie (bij Tenby) zien, gemeten met zowel optische als thermische-infraroodsensoren. De huidige olievlekbestrijding in het VK heeft nu toegang tot al deze verschillende types sensoren vanuit de lucht, die niet enkel gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van het effect na de lozing maar ook in combinatie met olievlekmodellen om te helpen voorspellen waar de olie door wind en stromingen naartoe getransporteerd kan worden.
Bestrijding van de olievlek
De bestrijding van de olievlek werd gecoördineerd door de "Marine Pollution Control Unit (MPCU)" van de Britse kustwacht. Op zee dirigeerde een inspectievliegtuig de schoonmaak naar plekken met dikke olie, waar het sproeien van dispergeermiddelen en verwijderen met dammen en olievegers het meest doeltreffend zouden zijn.
The shoreline clean-up involved over a thousand workers (not counting volunteers who were trying to save wildlife). The effort concentrated on removing oil from beauty spots and public beaches of importance to the tourist industry. Within six weeks of the accidents these beaches were visibly clean and available for use.
Bij de schoonmaak van de kust kwamen er meer dan duizend werkers te pas (vrijwilligers die flora en fauna probeerden te redden niet meegeteld). De inspanningen concentreerden zich op het verwijderen van olie van mooie plekken en openbare stranden die voor de toeristische sector belangrijk zijn. Binnen zes weken na de ongevallen waren deze stranden zichtbaar schoon en beschikbaar voor gebruik.
Tegen Pasen was er slechts ongeveer 500 ton olie op rotsen en stranden achtergebleven. Enige schoonmaak was nog steeds nodig gedurende de volgende 18 maanden, toen losse olieklonters op de stranden verschenen of loskwamen van offshore-sedimenten.
Over het algemeen werd de bestrijding van de olievlek als succesvol beschouwd en de schade niet zo erg als ze had kunnen zijn. Daar waren een aantal redenen voor. Door de tijd van het jaar waren toerisme en vogels minder getroffen dan indien het lek later in het jaar zou zijn voorgevallen. Sterke winden dreven de olie van de kust weg gedurende de eerste week en creëerden golven die hielpen om de olie op zee te dispergeren. Dit hield in dat er tijd was om een doeltreffende schoonmaakoperatie op zee op touw te zetten, waardoor de hoeveelheid oppervlakteolie die uiteindelijk aanspoelde toen de winden draaiden afnam.
Een kijkje op twee gebieden die door de olie getroffen zijn
Angle Bay, Milford Haven
Angle Bay aan de zuidkant van Milford Haven was een van de eerste stranden die getroffen werden. De olie spoelde aan op de avond na het aan de grond lopen van het schip en gedurende de daaropvolgende paar dagen werd een groot gedeelte van de kustlijn binnenin de Haven met olie besmeurd. Toen de Sea Empress op 22 februari in de Haven werd binnengebracht, bleef olie uit de lading- en brandstoftanks lekken totdat deze leeggemaakt konden worden (zie CASI-opname links).
Angle Bay is goed beschermd tegen wind en golven met een kustlijn van meer dan 3 km lang. De stranden en de bij eb droogvallende wadden zijn belangrijk als voedings- en rustgebied voor overwinterende en migrerende wilde watervogels en waadvogels. De baai zorgt ook voor bedden met het nationaal zeldzame zeegras Zostera en is tot een "Site of Special Scientific Interest (SSSI)" (een site met speciale wetenschappelijke betekenis) uitgeroepen.
Op sommige plaatsen is de kust bereikbaar vanaf de weg of het kustpad van Pembrokeshire, en deze gebieden zijn van grote waarde voor vrijetijd en toerisme. In het verleden werden ook in aanzienlijke mate schaaldieren gevangen en aas opgegraven in de baai.
De schoonmaak begon op 16 februari met tot 20 personen en ging door tot 20 maart. Het grootste deel van de olie werd verwijderd door geulen te graven en olie op te zuigen, rotsoppervlakken werden gereinigd met hogedrukreiniging. Toen de schoonmaak terug aangevat werd halverwege mei, werd gemeld dat olie in de modderige sedimenten gedrongen was en dat er zich mobiele stookolie bevond onder een oppervlakte bedekt met stenen. Een kleine hoeveelheid van deze olie is nog achtergebleven nadat het schoonmaken werd stopgezet in de herfst van 1996.
Na het lek was er kritiek op de ruimingsactie in Angle Bay. Wadden zijn erg gevoelig voor vertrappeling en verstoring door wandelende mensen of door voertuigverkeer. De schoonmaakploegen hebben geprobeerd schade aan het gebied te vermijden, maar sommige ecologen waren van mening dat de schoonmaakinspanningen meer schade deden dan de olie zelf en dat de wadden met rust hadden moeten gelaten worden om ongestoord te kunnen herstellen.
Saundersfoot Bay
De meeste olie die op de stranden in het westen van de Carmarthen Baai aanspoelde, kwam aan op 27 februari toen de wind van richting veranderde en grote hoeveelheden emulsie aan land bracht in de omgeving van Tenby. Veel van de stranden in dit gebied zijn populair bij toeristen, vooral tussen de vakantieplaatsen Tenby en Saundersfoot Bay.
Er begon een grote schoonmaakoperatie, waarbij meer dan 650 mensen betrokken waren (zij die bij het redden van flora en fauna betrokken waren niet meegeteld). De kust in Carmarthen Bay heeft een grote variëteit aan strandtypes: van populaire zandstranden tot rotsen, keien- en kiezelstranden met rotsen. Vele zijn moeilijk toegankelijk en verscheidene zijn milieugevoelig.
De meeste olie die de kust bereikte was water-in-olie-emulsie. In de winterkou was deze visceus en stug en relatief gemakkelijk van rotsen en zandstranden af te schrapen. Hierdoor konden de stranden op tijd voor het toeristenseizoen van olie ontdaan worden en de impact ervan op deze sector worden geminimaliseerd.
Flora en fauna waren erger getroffen, vooral vogels. Georganiseerd door de RSPCA (Royal Society for the Prevention of Cruelty to Animals) hielpen honderden vrijwilligers zeevogels, waadvogels en andere fauna en flora te redden. De meeste van de met olie besmeurde vogels overleefden het niet. Ondanks het verlies tonen studies aan dat populaties na een paar jaar weer grotendeels hersteld waren.