1. Degradatie van de bodem

Bodemerosiemodellen opmaken

Weten waar erosie naar alle waarschijnlijkheid zal optreden en in staat zijn het erosierisico en de intensiteit ervan in de toekomst in te schatten is zeer belangrijk. Om dat in te schatten moeten we kwantitatieve modellen gebruiken, waar iedere belangrijke factor, die tot erosie bijdraagt, uitgedrukt wordt in cijfers en de combinatie van die factoren geeft een numeriek resultaat dat de hoogte van het risico voor erosie voorstelt.

Zoom Sign
Verschillende metingen van de taludlengte
Voorbeelden van verschillende metingen van de taludlengte.
Bron: Renard, et al. 1987

Een van die modellen is de 'Universal Soil Loss Equation (USLE)' (Universele vergelijking van bodemverlies) (Wischmeier en Smith, 1978) en de herziene versie ervan (RUSLE) (Renard et. al., 1997). Deze modellen combineren factoren zoals het erosievermogen van regen (hoe erosief regen is), erodeerbaarheid van de bodem (hoe gemakkelijk de bodem geërodeerd wordt), de taludlengte en -helling van de oppervlakte (hoe steil en hoe lang het talud is), de invloed van aanwezige begroeiing en de impact van ondersteuningactiviteiten van de mens om erosie te voorkomen, om de snelheid te schatten waarmee de bodem geërodeerd wordt.



Teledetectie kan gebruikt worden om voor sommige van deze factoren gegevens te verzamelen. De aanwezigheid van vegetatie wordt gekwantificeerd als het percentage van het door vegetatie bedekte gebied. Het vegetatiedek kan uit teledetectiegegevens geëxtraheerd worden met behulp van vegetatie-indexen, meestal de 'Normalised Difference Vegetation Index (NDVI)' (Vegetatie-index met Genormaliseerd Verschil) (Tucker, 1979) of de 'Soil-Adjusted Vegetation Index (SAVI)' (Aan de bodem aangepaste vegetatie-index) (Huete, 1988). De taludlengte en -helling kunnen berekend worden aan de hand van een digitaal terreinmodel, die ook uit teledetectiegegevens berekend kunnen worden, door hetzij beeldenparen van hetzelfde gebied te gebruiken die onder een verschillende zichthoek genomen zijn, hetzij uit radargegevens (zie de tutorial 3D-modellen voor meer informatie over hoe deze berekend worden). In veel gevallen zijn vegetatiedek en oppervlaktetalud en hoogte de enige gebruikte parameters, voornamelijk omdat het erosievermogen van regen en de erodeerbaarheid van de bodem moeilijker te berekenen en te kwantificeren zijn.

Vaak beslaat de bodemerosiestudie een groot gebied, waar de erosiesnelheid schommelt. Om de snelheid van of het risico op erosie over een groot gebied te berekenen wordt gebruik gemaakt van een GIS.

De bodem heeft kenmerkende spectrale eigenschappen, die de identificatie ervan toelaten met teledetectie. De bodemlijn tussen rode en nabij-infrarode reflectantie kan informatie geven over het gehalte aan organische materie in het bodemvocht. Radarbeeldvorming kan ook bodemvocht schatten en ook de textuur van de bodem uitwijzen. Deze informatie, samen met vegetatiedek, hoogte en talud, kan ons toelaten een model te maken van bodemerosie en schattingen te maken over de voortschrijding ervan in de toekomst.